Opmerkingen over de algemene displayconfiguratie
- De Go-display-agent en het display moeten met een netwerk verbonden zijn waarbinnen deze direct kunnen communiceren.
- In de energiebesparingsmodus komt het display mogelijk niet uit de slaapstand als het LAN wordt uitgeschakeld (standaardinstelling).
- Voor de modellen PN-65TH1 en PNL-75TH1 wordt de opdracht van de ingangsschakelaar tot een minuut na het inschakelen niet geaccepteerd. De schakelopdracht werkt niet bij de eerste inschakeling, omdat de schakelopdracht pas ná inschakeling wordt verzonden.
- Het is niet aan te raden om de Crestron®-besturingsinterface en de automatische inschakeling van de input van Go tegelijkertijd te gebruiken. Aangezien beide opties dynamisch van ingang kunnen veranderen, zijn de resultaten mogelijk niet zoals verwacht.
- Op sommige modellen kan de CEC-functie (Consumer Electronics Control) worden ingeschakeld voor automatische schakeling wanneer een apparaat met het display wordt verbonden. Dit kan tot onverwachte resultaten leiden, omdat het display van de oorspronkelijke weergave afwijkt. Schakel in dat geval de CEC-functie uit voor het gebruik van de automatische inschakeling van de input.
Als u problemen ondervindt met de displayconfiguratie, ga dan naar Troubleshooting Tips (Tips voor probleemoplossing) en/of controleer bij uw display leverancier of de configuratie wordt ondersteund.
Telnet via LAN
Opmerkingen:
- De meeste modellen vereisen een gebruiker en een wachtwoord voor toegang tot opdrachten op afstand.
- Meerdere telnet-sessies tegelijkertijd worden niet ondersteund. Er is een instelling voor het afmelden van een huidige sessie die standaard op vijf minuten staat.
Controleer de bedieningshandleiding van uw display voor het bedienen van de monitor met een computer (LAN). Op de meeste modellen zijn de instellingen toegankelijk via het menu op de afstandsbediening of het applicatiescherm.
1. Zorg ervoor dat het display is geconfigureerd met een statisch IP-adres.
2. Ga naar Settings > Communication or Setup Ethernet (LAN) (Instellingen > Communicatie of ethernetsetup (LAN)) (van toepassing op de meeste modellen). De meeste modellen vereisen dat ofwel LAN of RS-232C geselecteerd is in het displaymenu.
3. Zorg ervoor dat de telnet-server op On (Aan) staat en maak een gebruiker en wachtwoord aan (dit kan verschillen per beheerdersgebruiker op het display).
4. Voor displays die de Application mode (Applicatiemodus) ondersteunen: ga naar het display en selecteer Application Input (Applicatie-ingang) op het scherm.
5. Open de Settings/Setup (Instellingen/setup)
6. Configureer de instellingen om een Telnet-server te gebruiken:
Telnet-server .................. Als u de Telnet-serverfunctie gebruikt, deze instellen op "ON" (AAN)
Gebruikersnaam .............Stel een accountnaam in voor als u verbinding maakt met dit display
Wachtwoord.....................Maak een wachtwoord aan voor als u verbinding maakt met dit display
Noteer het IP-adres van het display, het poortnummer (standaard is 10008), de gebruikersnaam en het wachtwoord (indien ingesteld), alsmede de ingangspoort die u moet configureren voor gebruik met de display-PC. Deze informatie is nodig bij het voltooien van de instelling van de display-informatie op het Synappx Go Admin Portal.
RS-232C
Opmerkingen:
- Het geslacht van de RS-232-kabel verschilt per model. Gebruik geen nul modemkabel. Automatische inschakeling van de ingang werkt niet met een nul modelkabel.
- Noteer alle relevante display-instellingen voordat u de configuratie van de automatische inschakeling van de input op het Synappx Go Admin Portal voltooit.
1. Lees de bedieningshandleiding van het display voor het bedienen van de monitor met een computer (RS-232C).
Opmerking: Voor computers zonder seriële poorten kunnen USB-naar-serieel adapters nodig zijn om compatibiliteit met RS-232 seriële apparaten mogelijk te maken. Let op de connector van de RS-232C (9-pins) op uw display voordat u een USB-connector aanschaft (het geslacht van de connector verschilt per model). Neem de kabelaanbevelingen in de tabel Ondersteunde interactieve displaymodellen en ingangsopties in acht.
2. Zorg ervoor dat alle RS-232-kabels veilig verbonden zijn met het display, idealiter met behulp van de meegeleverde schroeven. [Zie afbeelding]
3. Ga in Windows® naar de Device Manager (Apparaatbeheer) om de poort te bevestigen die de agent-PC gebruikt om te communiceren met het display (bijv. COM3, COM5). [Zie afbeelding]
Opmerking: De agent-PC heeft mogelijk meer dan één COM-poort.
4. Op sommige modellen zijn de RS-232C-instellingen toegankelijk via het menu op de afstandsbediening of het applicatiescherm van het display. Ga naar Settings > Communication or Setup Ethernet (LAN) (Instellingen > Communicatie of ethernet setup (LAN). Schakel over naar RS-232C.
5. Bij displays die de Application mode (Applicatiemodus) ondersteunen, selecteert u de Application input (Applicatie-ingang). Open het menu Settings/Setup (Instellingen/setup) op het display.
6. Noteer de baudrate op uw display. Sommige displays hebben een vaste baudrate (bijv. 9.600), terwijl het bij andere displays mogelijk is om dit te configureren. De instellingen in het Admin Portal moeten overeenkomen met de display-instellingen voor de COM-poort en de baudrate.